Nijverdal van Toen

Bij Nijverdal Objectief, een mediabedrijf o.a. gespecialiseerd in historische fotografie, draait alles om het vastleggen van de mooie momenten uit het verleden. We zijn gepassioneerd over het verzamelen en delen van foto's uit vroeger tijden van de plaats Nijverdal. Met onze collectie brengen we een deel van de rijke geschiedenis van deze bijzondere plek tot leven. Join ons en ontdek de betoverende verhalen die schuilen achter de beelden van weleer.

We hebben niet kunnen ontdekken wie deze foto's gemaakt heeft en hebben geen toestemming kunnen vragen om ze te publiceren. Indien iemand kan aantonen eigenaar te zijn van deze afbeeldingen en ons geen toestemming geeft voor deze publicatie dan zullen wij ze onmiddelijk verwijderen van onze website.

Nijverdal is in 1836 gesticht door toedoen van Thomas Ainsworth en de Nederlandsche Handel-Maatschappij, maar tot bloei gekomen dankzij de gebroeders Salomonson. Zij namen in 1852 de oorspronkelijke fabrieken over en legden de basis voor de fabrieken van Ten Cate, zoals die tot op heden in Nijverdal te vinden zijn.

Verliesgevende onderneming

Toen Ainsworth in 1841 overleed liet hij geen winstgevende onderneming na, voornamelijk doordat hij meer technicus dan zakenman was. Zijn weduwe liet het bedrijf voortzetten door bedrijfsleider Van Wijngaarden, maar deze wist het ook niet winstgevend te maken. In 1844 verkocht zij de fabrieken aan Cornelis Kuyper, een industrieel uit Zaandam. Deze overleed echter al in 1845. Zijn zoon Jacob nam de bedrijfsleiding samen met Van Wijngaarden over. Ook hen lukte het niet om blijvend winst te maken, zodat de familie Kuyper zich in 1849 genoodzaakt zag om het bedrijf stil te leggen. De arbeiders werden ontslagen en velen van hen vertrokken naar elders. Een publieke veiling van de eigendommen ging niet door wegens gebrek aan belangstelling.

Koninklijke Stoomweverij

In 1851 ging het weer wat beter met de textielindustrie en kon het fabriekscomplex wel geveild worden. Kopers waren Godfried en Hein Salomonson, fabrikanten uit Almelo. Zij lieten de oude fabrieksgebouwen afbreken en bouwden een nieuwe stoomweverij, waaraan het predicaat Koninklijk werd verleend. Voor deze Koninklijke Stoomweverij (KSW) werd een stoommachine gekocht in Amsterdam, evenals een tiental weefgetouwen in Engeland. In 1853 werd de fabriek in gebruik genomen. Al snel kon de productie worden uitgebreid en in 1854 had de fabriek al 360 getouwen. Het was toen de enige draaiende stoomweverij in Nederland.
In 1861 besloten de Salomonsons samen met M.G. van Heel in Nijverdal een stoomblekerij op te richten voor het bleken van de geweven stoffen. De deelname van de Salomonsons in deze onderneming heeft niet lang geduurd, want in 1889 openden zij een eigen blekerij die zich vanaf 1890 ook Koninklijk mocht noemen. In 1926 werd een stoomspinnerij gebouwd.

Sociaal karakter

De Salomonsons trokken wevers aan uit heel Nederland, bijvoorbeeld uit Schokland, Zeeland en de Koloniën van Weldadigheid. Zij bouwden voor hen vier blokken van zeventien woningen langs de weg Zwolle-Almelo.
Directeur G. Salomonson regelde ook diverse sociale voorzieningen voor de fabrieksarbeiders. Zo kwam er een ziekenfonds (door de arbeiders zelf betaald), een fröbelschool, een eigen muziekkorps, een coöperatieve winkel, een bibliotheek, enzovoorts. Buiten de fabriek om steunde hij in Nijverdal kerken en zelfs een vakbond bij het bouwen van een eigen onderkomen. Daarnaast waren er betere arbeidsregelingen dan bij vergelijkbare textielfabrieken elders in het land.

Fusie met Ten Cate

Ruim 1 eeuw na de oprichting fuseerde de KSW in 1957 met H. ten Cate Hzn. & Co uit Almelo. Het was de eerste grote industriële fusie van Nederland. Sindsdien richtte het bedrijf zich steeds minder op traditionele textielproducten, maar meer op industriële textieltoepassingen, kunstgras en chemische producten. De maatschappelijke betrokkenheid met Nijverdal is zo goed als verdwenen. Wel is de Koninklijke Ten Cate NV hoofdsponsor van de eredivisie voetbalclub Heracles uit Almelo.

Bron; De Koninklijke Stoomweverij - Canon van Nederland



Op 1 januari 1881 vond de opening plaats van de spoorlijn Zwolle-Almelo. Grootste obstakel bij de aanleg hiervan was de Nijverdalseberg. Deze werd door tientallen arbeiders afgegraven, ondersteund door een met stoom aangedreven graafmachine die de naam IJzeren Man droeg. Het zand werd gebruikt om de tracés tussen de Nijverdalseberg en Raalte en tussen Nijverdal en Wierden te kunnen ophogen. Niemand kon vermoeden dat 20 jaar later in het Nijverdalse Ravijn een heuse goudkoorts zou uitbreken.

Goudmijn

De heren Emanuel Hompes uit Den Haag en Samuel Frank uit Watergraafsmeer dienden in oktober 1901 een verzoek in bij Gedeputeerde Staten van Overijssel om goud te mogen delven bij het Ravijn van Nijverdal. De concessie voor ruim 2046 ha werd verleend. Op 12 januari 1902 lieten Burgemeester en Wethouders het besluit wereldkundig maken voor het gemeentehuis en de kerk van Hellendoorn en de kerk van Haarle. Hompes en Frank hadden ervaring met het delven van goud. Zo hadden zij in Zuid-Afrika een behoorlijk kapitaal opgebouwd met de exploitatie van een goudmijn. Uit vooronderzoek was gebleken dat een proefmonster uit het Ravijn per 500 gram erts 25 milligram goud en 125 milligram zilver bevatte. Dit betekende dat er per 1000 kilogram erts voor f. 40,- goud gewonnen kon worden,
f. 8,- meer dan bij gewone goudmijnen. Op basis hiervan kregen Hompes en Frank steun van verschillende geldschieters.


De exploitanten kochten een stuk grond van landbouwer Rutgers (Kupers Teunis) uit Hellendoorn. Ze vestigden zich tijdelijk in café De Budde, waar ook een opzichter uit Hilversum logies kreeg. Deze begon met 25 arbeiders aan de werkzaamheden. Zij legden loopgraven aan van ongeveer 12 m diepte. Uit verschillende grondlagen werden grondmonsters genomen en naar laboratoria gestuurd. Aanvankelijk leek het een succesvol verhaal.

Na verloop van tijd gelastte de landelijke overheid een onderzoek door een hoogleraar uit Delft, met als doel het waarheidsgehalte van het verhaal en het goudgehalte van de grond vast te stellen. Het duurde echter even voordat het definitieve onderzoeksrapport verscheen. In de tussentijd daalde de koorts langzamerhand. "Gek, we zijn een half jaar bezig, het lijkt wel of we in die tijd het meeste goud er uit hebben", sprak Hompes. Het Delftse onderzoek wees hele andere cijfers aan dan de voorstudie: "De monsters […] bevatten goud, maar het resultaat heeft het tevens meer dan waarschijnlijk gemaakt, dat deze hoeveelheid uit een commercieel oogpunt geen waarde heeft."
De loopgraven en sleuven werden gedicht, de arbeiders werden ontslagen en de heren Hompes en Frank vertrokken weer. Alleen een fietspad door het Ravijn, het Goudzoekerspad, herinnert nog aan deze roemruchte maanden Nijverdalse geschiedenis.

Bronnen;

Ponsteen, A.,Van Noetsele tot Nijverdal(Enschede 1973).

Twentsch Zondagsblad(4 oktober 1964).

Twentsch Volksblad(11 februari 1966).

Twentsche Courant(2 februari 1974).

Website:www.goldrushtri.nl/index.php?c=11


Zwembad Duivecate

Het eerste zwembad in de gemeente Hellendoorn lag langs de Marsdijk bij Schuilenburg. Voor veel Nijverdallers en de toeristen in Nijverdal was dat veel te ver weg. De Nijverdalse VVV beijverde zich daarom voor een zwembad in de nabij- heid van het dorp. Net als bij Schuilenburg werd besloten om een oude Reggearm in te richten als zwemgelegenheid. Door de kanalisatie waren er immers diverse oude armen ontstaan. Op 21 mei 1934 werd aldus in zo'n oude rivierarm het zwembad Duivecate geopend. Bron;

https://www.canonvannederland.nl/nl/overijssel/salland/hellendoorn/zwembad-


Zwembad het Ravijn.

De gemeente liet na de oorlog een volledig nieuw bad aanleggen, dat op 9 mei 1951 werd geopend door wethouder P. Molenaar. Het kreeg de naam Het Ravijn. Men kon dankzij het heldere water ineens tot op de bodem kijken. De eerste badmeesters waren A.J.M. Hofhuis en A. Veld.
Het nieuwe bad voorzag in een behoefte. Niet alleen voor de gemeente Hellendoorn, maar eveneens voor omliggende plaatsen. Bij de eersten die een zwemdiploma haalden in Het Ravijn waren ook jongens uit andere dorpen, zoals Den Ham. Omdat het bad op zondag niet gesloten was, kwamen op warme zomerdagen zelfs mensen uit Rijssen naar Nijverdal fietsen om te kunnen zwemmen.
Het nieuwe zwembad lag op een prachtige plek. Aan de rand van het dorp en toch midden in de natuur. Vanaf de hellingen van het Ravijn, zowel aan de noord- als aan de zuidkant, had men een prachtig uitzicht op het nieuwe bad.


Hellendoorn kreeg in 1969 een verwarmd overdekt bad, De Schoolslag. Het was er gekomen op initiatief van de bevolking en werd aangelegd in de oude openbare school. De gemeente nam de exploitatie van het nieuwe bad op zich. Het zwembad was echter niet kostendekkend en moest eind jaren tachtig de deuren sluiten. Bij Het Ravijn werd er in 1990 een extra verwarmd bad toegevoegd aan het in 1979 gebouwde binnenbad. Dit overdekte bad werd niet alleen voor zwemles gebruikt, maar ook door ouderen die in groepsverband graag in extra warm water zwemmen.


Het oude bad was aan het begin van de 21ste eeuw hard aan renovatie toe. Sporthal Noetsele was tegelijkertijd in een zo slechte staat dat een opknapbeurt geen zin meer had. Daarom werd besloten om een nieuw sportcomplex te bouwen met zwembad en sporthal. Bijzonder is de toevoeging van een "zorgvloer", onder meer bedoeld voor therapeutische fitness en revalidatie. De daadwerkelijke invulling van deze zorgvloer bleek nogal een zorgenkindje te zijn. De zwem- en poloclub Het Ravijn kan zich voor wat betreft het waterpolo al jarenlang meten met de landelijke en Europese top. Het oude wedstrijdbad voldeed echter qua afmetingen niet meer aan de (inter)nationale richtlijnen. Bij de nieuwbouw is daarom een wedstrijdbad aangelegd dat wel voldoet aan de internationale accommodatie-eisen. Vanwege de aanwezige faciliteiten heeft de landelijke zwemsportbond KNZB het complex, dat eind 2010 geopend werd, aangewezen als regionaal centrum voor talentontwikkeling.

Bron: Zwembad Het Ravijn - Canon van Nederland

Huize Salomonson

Huize Salomonson was oorspronkelijk in de negen- tiende eeuw het badhuis voor de werknemers van Nijverdal ten Cate. Later waren het Groene Kruis en een consultatiebureau hier gevestigd en werden in het gebouw ook sportkeuringen verricht. Toen Huize Salomonson werd verkocht heeft de stichting die het gebouw beheerde de opbrengst aan de gemeente Hellendoorn geschonken. Daaraan werd de voorwaarde verbonden dat dit geld moest worden gebruikt ‘ter bevordering van de volksgezondheid van Nijverdal en omstreken’.

Dalzicht


Hotel Dalzicht is vele jarenlang de blikvanger geweest als je via de Grotestraat vanaf richting Haarle Nijverdal binnen reed. Wie heeft niet een feest gehouden in Hotel Dalzicht. Zoals de naam al doet vermoeden kon men ook overnachten op deze prachtig locatie.

In 2016 is de formule gewijzigd en nu zit er een Wereld Wok restaurant genaamd de Sallandse Berg.

                          Naatje

Naatje is een textielmonument. In 1910 werd het door de Nijverdalse bevolking aan Godfried Salomonson, een textielbaron die de KSW leidde (KoninklijkeStoomweverij). Hij leidde de textielfabriek en was een van de grootstewerkgevers in de omgeving. Aan de gulle werkgever, die zich ook bekommerdeom de toestand van de gezinnen van zijn werknemers, is in 1910 het monument Naatje geschonken door de Nijverdalse bevolking.
In 1957 zijn Ten Cate en KSW gefuseerd en kreeg toen de naam Koninklijke Nijverdal – Ten Cate nv. Nu nog is Ten Cate een van de grootste bedrijven in Nijverdal welke zich nog steeds op de textielmarkt weet neer te zetten. De eerste standplaats van Naatje was in het toentijdige park aan de Grotestraat. Na meerdere verhuizingen en restauraties is het monument sinds 1997 op de huidige plek gehuisvest, vlak bij het historische pand van KSW.


Duivecate



Duivecate ligt tussen Nijverdal en Hellendoorn. Het huis wordt in 1339 genoemd in een oorkonde uit het archief Rechteren bij de verkoop van het huis Ter Molen (het latere Schuilenburg), aan de heer van Almelo. Tussen Nijverdal en Hellendoorn ligt halverwege het bosrijke landgoed Duivecate, waar in vroegere tijd een landhuis heeft gestaan van de in Deventer wonende familie Van Duren en Hagendoorn.
De schitterende omgeving maakt Duivecate tot een van de mooiste punten binnen de Gemeente Hellendoorn. Waar tussen de bossen de toegang ligt naar het oude huis, dat afbrande en weer door een andere vervangen is, komt elke bezoeker onder de indruk van deze bosrijke omgeving, dat van de andere kant nog bekoorlijker wordt door de heerlijke oude lanen dicht bij waar het oude huis heeft gestaan.
Wat is het toch mooi om daar in een lommerijke omgeving te wandelen, aan de boorden van de Regge. Als de straalende herfstzon het beuken loover beschijnt als blinkend koper, tegen het loofgroen langs de wegen, waar de hoge bomen hun takken breed laten hangen, komt steeds weer de verrassing met een mooi bosgezicht.
De kronkelende paden die de hoogte op en af slingeren maken deze innig vredige omgeving wel tot een gewild wandeloord en tot een van de mooiste plekjes van Hellendoorn.

Daar spiegelt en blinkert het "Gagelmans Vennegien" voor u op, en ter zijde gluren rode pannendaken tussen de bomen door. Vriendelijk ligt het panorama van Nijverdal's huizenblokken en de geur van het bos dat alles in passende omlijsting. Maar.....lezer, waarom langer verteld over iets dat bij u allang bekend moet zijn....de omgeving van Duivecate?
Menig stad en dorp dat zich voor een park of plantsoen financiele inspanningen moet getroosten, zal u dit rijk bosbezit benijden, dat zich over de Sallanse heuvelrug voortzet langs de Hellendoornse berg en Eelerberg naar de zeer oude Twentseweg en de grenzen met Luttenberg.

Daar lag Duivecate, geen adelijk goed omringd door grachten, geen versterkte burcht met tinnen of torens, maar wel een mooi landelijk buitenhuis, eenmaal gegroeid uit het eeuwenoude "duvelscotte", zoals het al wordt genoemd in 1339 waar het als erf voorkomt ,in de bekende oorkonde uit het archief Rechteren bij de verkoop van het huis "ter Molen" (Schuilenburg), aan de heer van Almelo.

Een havezate is Duivecate nooit geweest, zodat ook geen adelijk wapen van dit huis bekend is. In de jaren 1357-1365 zien wij Goswinus de Duven als leenman van Johan van der Eze, heer van Almelo en Ter Molen optreden.
Vermoedelijk is dit de eerste naam van een bewoner die wij met "Duvecate" in verband kunnen brengen. Meestal droegen in vroeger tijden de bewoners de zelfde naam als het huis of boerenerf dat zij bewoonden. In het jaar 1618 gewaagt het Markeboek van Hellendoorn voor 't eerst "van dat goet Duivelskatte", waarvan de eigenaars "schijn en bescheidt" moeten doen, dat zij altijd aandeel in de marke gehad hebben, anders zullen zij van het recht "om te heyden en te weyden" geen gebruik mogen maken. Sindsdien horen wij geregeld over Duivecate. In 1634 komt het erf in andere handen en de kopers moeten een anker wijn schenken aan de erfgenamen van de marke "tot een willekomste", dus ter verwelkoming op de markevergadering.

Het huis "Duivecate" was daarmee in het bezit gekomen van het beroemde Burgemeestersgeslacht van Duren uit Deventer, waarvan als eerste eigenaar te Hellendoorn genoemd wordt in 1634 Eylert Jocus van Duren, vervolgens Daems van Duren, Wessel van Duren, enz.
Meerdere leden van deze familie zijn, als magistraat van Deventer, vereeuwigd door het penseel van de beroemde kunstschilder Gerard ter Bosch.
Men beweert, dat Duivecate als "buiten" of landhuis werd gesticht in 1636, toen vele families uit de steden zich buiten vestigden vanwege de heersende pest of besmetteijke ziekten.
Vooral in Deventer heerste de pest in 1636 met grote hevigheid.
Heel begrijpelijk zult u het vinden dat in de 18e eeuw het goed dan ook "Van Durenspijker" naar de eigenaar genoemd wordt.
Een dochter van Adriaan van Duren en Geerttruid Engelen, genaamd Margaretha Sophia, trouwde op 27 september 1706 met Joost Hagendoorn, die in 1744 nog als de bewoner van Duivcate voorkomt.

De laatste eigenaar, Joan Damiaan Van Duren, overleed op Duivecate ruim 89 jaar oud op 15 januari 1838. Een dochter van hem is te Hellendoorn getrouwd met G.L. van Wijck, de andere dochter bleef stilletjes op Duivecate wonen.
Dat was Sophia van Duren, meer bekend als "Doeskotter Fije", die als laatste uit het geslacht in het jaar 1863 werd vermoord onder zonderlinge omstandigheden, welke een romantisch verhaal vormen, dat vroeger al eens is beschreven.
Een uitvoerig dossier, met onderzoek materiaal over deze moord op de laatste roemruchtige bewoonster van 't oude landhuis ligt in het gemeente archief van Hellendoorn te Nijverdal.

Sedert 1863 woonde hier de bekende Dr. W.A. te Wechel, uit wiens nalatenschap het overging in eigendom aan de familie Moquette. Het afgebrande Duivecate was herhaaldelijk verbouwd, en waarschijnlijk met oude stenen van de Huizen Rhaan en Schuilenburg afkomstig. Het aardige landhuis is in 1931 afgebrand en vervangen door een moderner gebouw. Het tuinkoepeltje bestaat nog.

Bronnen;

Tekst:http://www.biblioplaza.nlenKastelen, havezaten en landhuizen in Overijssel in oude ansichten / A.I.J.M Schellart, 1974
Foto's 1, 3 en 4:http://www.biblioplaza.nl
Foto 2: Kastelen, havezaten en landhuizen in Overijssel in oude ansichten / A.I.J.M Schellart, 1974




Rooie Henkie


Rooie Henkie (Henk Sasbrink) is geboren aan de Almeloseweg op de Twilhaar in het bekende, tegenwoordig verdwenen huisje. Henk is getrouwd geweest en had een dochter. Hij was de enige zoon van Eibert Sasbrink en Siene Kolthof. Door zijn levenswandel hebben zijn ouders met hem gebroken. 
Men zegt dat hij als enig kind erg verwend werd. Hij mocht alles en kreeg ook alles. In de jaren zestig zat hij in het bestuur van de supportersclub voor motorcoureur Ton Kooyman. Op zijn motor bracht Henk de blaadjes rond. Hij was wild en onbesuisd. Hij kwam in die dagen ook veel op Nijverdal, onder andere bij bakker Mulder.
Nadat zijn ouders weg waren bewoonde Henk het huis van zijn ouders alleen. Later trok Willie Roelofs bij hem in, die Stille Willie werd genoemd. Beiden hielden wel van een borrel. 
Willie was hartelijk, vooral tegen mensen die iets ‘in de natuur’ deden. Zo bood hij iemand spontaan een (niet-passende) bodywarmer aan, die zou hij goed kunnen gebruiken bij zijn bezigheden in de bossen..
Het waren, zo werd mij verteld, ‘best aardige kerels’, met wat teveel liefde voor de fles. Ze mochten iedereen die veel in de natuur verbleef.
In het huis werd in drugs gehandeld, al zei Henk dat hij dat niet zelf deed. Het was een doorn in het oog van sommige lokale politici, maar eigenlijk had niemand er last van. 
Rooie Henkie had een keer bij zijn huis een fossiel gevonden in de vorm van een paddenstoel. Helaas is deze verloren gegaan bij het ontruimen van het huis.
Op later leeftijd woonde Henk in Almelo, of beter gezegd, hij was daar opgenomen. Zijn liefde voor de natuur droeg hij ook daar uit. Tekst; Dinand Webbink

 

Nijverdal van Toen