"Studio Pub: Het Hart van Nijverdalse Creativiteit en Cultuur"
Leo ten Brinke, een geboren en getogen Nijverdaller, groeide op in een gezin dat verbonden was met een iconisch lokaal instituut: de bakkerij van zijn vader, Bakker ten Brinke. Zijn jeugd speelde zich af in een huis aan het spoor, gelegen aan de Bouwmeesterstraat. Al vroeg liet Leo zich leiden door zijn dromen en ambities, wat hem naar de Zeevaartschool bracht om een carrière op zee te starten. Echter, het avontuur bracht hem later naar Amsterdam, waar zijn passie zich verlegde naar vormgeving en reclame. Leo was een man met creatieve flair, en zijn reclamecampagne “Koning Keizer Admiraal…” blijft een opvallende herinnering uit die tijd.
Toch trok zijn geboortedorp Nijverdal hem weer terug. In 1968 vestigde hij Studio Pub in het pand van kruidenier Daane. Studio Pub was een veelzijdige ruimte, een samensmelting van een koffiebar en een ontwerpstudio, dat zat boven waar Leo zijn creatieve werken voortzette. Ironisch genoeg schonk men weinig koffie in de bar; het sociale aspect overheerste. Leo zelf voelde zich minder aangetrokken tot het runnen van de bar en huurde al snel André Rozendal in om deze taak op zich te nemen. Samen met zijn gezin woonde André boven Studio Pub, net zoals Leo dat deed. In de eerste maanden van haar bestaan trok de zaak voornamelijk lokale middenstanders, zoals Egbert van Schoot, de gebroeders Hamming en gebroeders Hekman van Jamin.
Aan het begin van de jaren ‘70 transformeerde Studio Pub tot een waar knooppunt van diversiteit, waar een mengelmoes van jongeren en creativiteit mengden met leeftijdsgenoten die op zoek waren naar een nieuw pad. Mieke, oorspronkelijk afkomstig uit Hellendoorn kwam vanuit Amsterdam, versterkte het team in de koffiebar en werd later Leo’s partner. Haar komst bracht een nieuwe dynamiek en, net als anderen, woonde ze boven Studio Pub.
Studio Pub omarmde de culturele beweging van de jaren ‘60 en ‘70 en sloot zich aan bij Provadya, een platform dat avonden organiseerde vol muziek, theater, dans, poëzie en film. In samenwerking met Aloha werd in juli 1969 een grote picknick georganiseerd nabij de brandtoren op de Nijverdalse Berg. Met regelmaat traden er bandjes uit de omgeving op in Studio Pub. Later waren er ook festivals in het Henri Dunant Plantsoen, waarbij lokale bands optraden in de muziekkoepel.
Creativiteit kende geen grenzen bij Studio Pub. Naast evenementen bracht het een eigen magazine uit met de fraaie naam d’ Oprechte Nijverdalse Courant, waarin originele ideeën zoals Leo’s Tunnelplan werden gepresenteerd. Een van de redacteuren voor deze courant was een stamgast n.l. Ite Hamming. Dit plan, bedacht op een bierviltje in 1971, zou de basis vormen voor wat later de Salland-Twente Tunnel werd. Hoewel de tunnel niet naar hem is vernoemd, draagt het park bovenop de tunnel zijn naam als eerbetoon aan zijn bijdragen aan de gemeenschap.
De bedoeling was aanvankelijk dat de Grotestraat een Boulevard werd en dan moesten de auto’s via een andere weg van de ene kant van Njverdal naar de andere. En dat is inmiddels een feit.
Studio Pub bevond zich in een tijd waarin Nijverdal weinig plekken kende voor sociale en creatieve samenkomsten. In de periode van eind jaren 60 werden de mogelijkheden aanzienlijk uitgebreid. Naast Studio Pub waren er destijds onder andere Top Corner, Het Luifeltje, Het Karrewiel en de Dialoog. Pioniers zoals de Black Bar, Quasi Modo en Oesophagus verrijkten het aanbod verder.
Ondanks de ziel en het succes van Studio Pub, kende het verhaal ook uitdagingen. Omdat het horecavakdiploma niet werd behaald, mocht er geen alcoholische drank worden verkocht. Men kreeg wel enkele jaren een ontheffing. Uiteindelijk werd het pand in 1974 ontruimd, waarmee het eerste hoofdstuk van Studio Pub eindigde. André Rozendal was inmiddels al vertrokken naar Sneek, terwijl Leo verderging aan de Esweg en later aan de Willem de Clerqstraat samen met Mieke en hun zoon Said. Helaas stierf Leo in 1977 na een periode van ernstige ziekte.
Studio Pub kreeg later een herstart, de herstart was door de stichting Studio Pub, die bestond uit vaste bezoekers van Studio Pub. Leo ten Brinke was hier ook bij betrokken. Nadat de stichting was opgeheven stopte Studio Pub. Jan Kamans uit Deventer startte er een kroeg maar dat was geen succes. Daarna namen Eddy Mengerink en Anne de Jong het over en startten ze 't Café, waar ze ook liveoptredens hadden, films draaiden etc. Na het vertrek van Eddy is Anne samen met Karen (zijn toenmalige vriendin en later zijn vrouw) doorgegaan onder de naam Cafe Lambic.
Toch blijft de originele vorm een symbool van creativiteit en gemeenschap in Nijverdal. In 1976 werd wederom een grote picknick georganiseerd op de Nijverdalse Berg, een evenement waar de Slumberlandband optrad. Ook de iconische locatie In De Tonne bleef herinneringen creëren, zoals de reünie “Stampende Gympies” in 1984, waar de Margriet Eshuys Band de harten van het publiek veroverde. Twee jaar daarvoor trad de Sandy Coast met Hans Vermeulen op ook in In De Tonne. Reünie ''Stampende gympies'' werd destijds georganiseerd door Kees en Gerrie Tromp, Hans en Heleen Hekman, Harry Scholten, Gerte Hekman, Jan en Willy de Boer, Bertus en Trudy Webbink en Gerrit en Marjo Brinkman.
Zo vormen de verhalen van Studio Pub en de andere iconische uitgaansgelegenheden een blijvende echo van creatieve en muzikale hoogtepunten in Nijverdal en Hellendoorn. Met dank aan Andre Rozendal. Foto's; HKHN
Achterste rij; L naar R Dame onbekend, Marius Kolthof, Hermien Harkema, Eduard Broeks, Harry Kra, Johan Vorking
Middelste rij; L naar R Henri Maneschijn, .......Alferink, Henri Bergboer, Henny Heinstman, Harry Valk
Onderste rij; L naar R. ........... Vorking, Andre Rozendal, Rudy Hofstede, Pierre de Runt?, Esmir Albers
De Sprengenberg is een huis op de heuvel Sprengenberg bij Haarle, gemeente Hellendoorn, gebouwd in de jaren 1898-1910 in opdracht van A.A.W. van Wulfften Palthe (1851-1929). Het huis wordt in Salland vaak de Palthetoren genoemd. Omwonenden spreken meestal van de Villa. Het bijbehorende landgoed De Sprengenberg is een natuurgebied in beheer bij Natuurmonumenten en maakt deel uit van het Nationaal Park Sallandse Heuvelrug, het is vrij te bezoeken. Het huis is niet open voor publiek.
Badhuisje bij De Sprengenberg is nu een Rijksmonument.
Het badhuisje ligt vlakbij de Palthetoren in het bos en hoort bij een zwemvijver die regelmatig door de eigenaren van het landgoed en hun familieleden werd gebruikt. Het huisje dateert uit het einde van de negentiende eeuw. Volgens de RCE gaat het om een zeldzaam object op een buitenplaats. Slechts enkele in Nederland worden aangemerkt als rijksmonument. Het nieuwe rijksmonument is van stichting Huis Bergh. De monumentenstatus betekent dat het badhuis volgend jaar kan worden gerestaureerd. Ook de contouren van de bijbehorende zwemvijver worden dan weer zichtbaar gemaakt.
Palthe woonde in Almelo en bezat het land rond de heuvel, waar hij geregeld joeg. In 1898 liet hij een theekoepeltje bouwen waar men kon bijkomen van de jacht en eventueel met enkele personen logeren. In de jaren daarna liet hij architect Karel Muller diverse uitbreidingen ontwerpen zoals de galerij en de toren. Palthe, die met twee broers de Palthe textielfabrieken had opgericht, was zeer geïnteresseerd in de nieuwste technieken en paste deze toe in het landhuis. Zo was het huis geheel zelfvoorzienend met een eigen waterput en Amerikaanse windmolen om stroom op te wekken. Bij het huis hoorde ook een kolk met een badhuisje. Dit gebouwtje bestaat nog, het wordt door de inwoners van het nabije Haarle wel het heksenhuisje genoemd.
Aanvankelijk was het huis bedoeld als jacht- en vakantiehuis, maar later ging Palthe er zelf wonen. Zijn vrouw, Maria Aurelia Engberts, had namelijk last van reumatiek en had baat bij de droge omgeving. Palthe had in de jaren 1910/20 op de bij het huis gelegen heide een eigen vliegveldje. Na zijn dood in 1929 heeft zijn ongetrouwde dochter, Maria Aurelia van Wulfften Palthe, er gewoond tot haar dood in 1961. Na de Tweede Wereldoorlog raakte het huis steeds meer vervallen. De exploitatie van het land bracht te weinig op en het land is door de familie verkocht: het is nu gedeeld eigendom van Natuurmonumenten en de Stichting Huis Bergh. Het huis De Sprengenberg is door de Stichting voor een symbolisch bedrag in erfpacht gegeven aan de afstammelingen van Palthe, verenigd in Vereniging De Sprengenberg. Sindsdien is het huis grondig opgeknapt.
Camp Nijverdal
Nijverdal transformeert in een levend historisch tafereel tijdens Camp Nijverdal 2025. De straten gonzen van verhalen uit het verleden, terwijl imposante militaire voertuigen hun kracht en karakter tentoonstellen. Het is een tijdmachine zonder grenzen—een duik in de geschiedenis waar je de geur van motorolie en de echo van vrijheid bijna kunt voelen.
Stel je voor: een colonne legervoertuigen rolt langzaam door het dorp. Gepantserde wagens, robuuste jeeps en machtige tanks—elk met een verhaal, een verleden, een missie. De glanzende lak en verweerde onderdelen spreken boekdelen over hun reis door tijd en conflict. Enthousiaste liefhebbers bestuderen elk detail, van de knetterende motoren tot de iconische emblemen op de flanken. Dit is geen gewone expositie; het is een eerbetoon aan de machines die ooit symbool stonden voor strijd, overwinning en bevrijding.
De Liberty Tour Twente brengt deze voertuigen tot leven, en bezoekers krijgen de kans om ze van dichtbij te bewonderen. Sommige machines worden zelfs gestart, zodat het diepe geronk van de motoren de lucht vult—een geluid dat ooit vrijheid betekende voor velen. Het Vrijheidsmuseum voegt hier een extra laag aan toe door hun samenwerkingen en exposities, die inzicht geven in het militaire erfgoed en de mensen achter de geschiedenis.
Camp Nijverdal is geen stilstaande herinnering, maar een bruisende beleving. Het is de kans om de oude voertuigen niet alleen te zien, maar ook te voelen, te ruiken en te horen. Een evenement waar geschiedenis geen stoffige bladzijde is, maar een rollend spektakel op wielen. Het weer was vandaag geweldig en duizenden bezoekers hebben hun ogen uitgekeken en genoten van hun rondgang door de zandkoele van Spiekereppie
Gaat jouw hart sneller kloppen bij het zien van deze legendarische voertuigen
De sociale transformatie van Hellendoorn: Hoe Stichting Hellendoorn groeide.
In de vroege jaren vijftig onderging Hellendoorn een opmerkelijke sociale en culturele transformatie. Het begon allemaal met Kees Jongejan, die als beheerder van de Nijverdalse Jeugdherberg Doevenbree een bescheiden initiatief opstartte. Zijn idee was simpel maar effectief: handenarbeidclubs voor zowel kinderen als volwassenen. Deze clubs groeiden al snel uit tot levendige ontmoetingsplekken, waar bewoners samen leerden, creëerden en verbonden werden door gemeenschappelijke interesses.
Het succes van deze clubs leidde eind 1952 tot de oprichting van een officiële organisatie: de Stichting voor Sociaal en Cultureel Werk in de Gemeente Hellendoorn, beter bekend als Stichting Hellendoorn. Deze stichting werd het kloppend hart van allerlei activiteiten die de gemeenschap verrijkten, waarbij het belang van vrijwilligerswerk centraal stond.
Van badhuis tot cultuurcentrum
De stichting kreeg al snel behoefte aan een eigen ruimte en vond onderdak in het voormalige badhuis van zwembad Duivecate, dat omgedoopt werd tot De Duiventil. Hier konden de activiteiten zich verder ontwikkelen en uitbreiden. In de beginjaren draaide de stichting volledig op vrijwilligers, maar in 1955 werd de eerste beroepskracht aangenomen om de groeiende organisatie professioneel te ondersteunen.
Met de jaren bleef de stichting floreren. Tegen 1966 was De Duiventil echter te klein geworden en werd uitgekeken naar een grotere locatie. Uiteindelijk viel de keuze op het Gebouw voor Christelijke Belangen aan de Spoorstraat in Nijverdal. Na een grondige verbouwing werd het in 1970 heropend als Ons Gebouw, waarin onder andere de populaire Black Bar gevestigd was—aantrekkelijk voor jongeren die een sociale plek zochten.
Hellendoorn kende ook zijn eigen sociale ontwikkelingen. In hetzelfde jaar werd het oude gemeentehuis omgevormd tot een buurthuis en kreeg het de toepasselijke naam ’t Noaberhuus, wat een warme ontmoetingsplek werd voor buurtbewoners.
De kracht van vrijwilligers
Door de uitbreiding van de stichting ontstonden er afzonderlijke secties voor Hellendoorn en Nijverdal, elk met hun eigen bestuur. Een derde sectie richtte zich specifiek op de Molukse gemeenschap en had daarvoor een eigen Molukse beroepskracht in dienst.
In 1976 was de inzet van vrijwilligers enorm gegroeid: er waren inmiddels driehonderd actieve vrijwilligers en acht personeelsleden. Dit toonde hoe diepgeworteld de stichting inmiddels was binnen de gemeenschap. De financiële steun nam ook toe—de jaarlijkse omzet steeg van een bescheiden 2.300 gulden bij de oprichting naar een indrukwekkende 650.000 gulden, waarvan 500.000 gulden afkomstig was uit subsidies van het Rijk en de gemeente.
Een dynamisch activiteitenaanbod
Wat begon met simpele handenarbeid clubs groeide uit tot een breed scala aan sociale en culturele activiteiten. De stichting ondersteunde kinderclubs, dansgroepen, tafeltennisverenigingen, kookcursussen, balletlessen, jongerensozen, exposities en vakantieweken voor kinderen. Maar ook buurtwerk, gymnastiekclubs, wijkverenigingen, opvang voor alleenstaanden en initiatieven om de leefbaarheid van kleinere gemeenschappen te vergroten, maakten deel uit van het uitgebreide programma.
Veranderingen en een nieuwe koers
Rond 1970 veranderde de sociale dynamiek in Nederland. Jongeren waren actiever en er ontstonden nieuwe uitgaansgelegenheden zoals Topcorner, Studio Pub en Quasi Modo. Bovendien kwamen er steeds meer wijk- en buurtverenigingen bij, waardoor de sociale infrastructuur in Hellendoorn en Nijverdal werd uitgebreid.
De stichting paste zich aan de veranderende maatschappij aan, vooral door nieuwe regels van de Rijksoverheid. Subsidies werden niet langer rechtstreeks toegekend, maar liepen via gemeenten die vierjarenplannen moesten opstellen. Dit dwong de stichting om een andere koers te varen. In plaats van zelf culturele activiteiten te organiseren, richtte Stichting Hellendoorn zich voortaan op het ondersteunen en coördineren van bestaande verenigingen en initiatieven.
Er werden drie nieuwe samenwerkingsverbanden gevormd: cultuur, vormings- en ontwikkelingswerk, en samenlevingsopbouw. Deze samenwerking leidde uiteindelijk tot de oprichting van Stichting De Welle eind jaren negentig, waarin ook de Stichting Welzijn Ouderen werd opgenomen. De Molukse gemeenschap behield echter haar eigen identiteit binnen de stichting onder de naam Bunga Tandjung, met een eigen beroepskracht.
Een blijvende impact
Stichting Hellendoorn heeft zich in de loop der decennia bewezen als een onmisbare pijler in de gemeenschap. Wat ooit begon als een kleine sociale revolutie in de jaren vijftig, groeide uit tot een organisatie die mensen verbond en hun levens verrijkte. Vandaag de dag leeft de erfenis van deze beweging voort in de initiatieven die nog steeds bijdragen aan het sociale welzijn van Hellendoorn en Nijverdal.
Bron; Canon van Hellendoorn
Gebouw voor Christelijk belang / Ons Gebouw / Spoortheater
De oorsprong: Een plek van geloof en gemeenschap
Toen het Gebouw voor Christelijk Belang in Nijverdal werd opgericht, was het een centrum van samenkomst voor gelovigen. Hier vonden diensten, bijeenkomsten en activiteiten plaats die de christelijke gemeenschap bij elkaar brachten. De muren droegen verhalen van bezinning, samenzang en verbondenheid, en de deur stond altijd open voor iedereen die steun of zingeving zocht.
Van religie naar bredere maatschappelijke betrokkenheid
Na verloop van tijd veranderde de functie van het gebouw. Het werd steeds vaker gebruikt voor uiteenlopende evenementen die niet per se religieus van aard waren. Met deze verandering kwam ook een nieuwe naam: Ons Gebouw. Onder deze vlag groeide het uit tot een echte ontmoetingsplaats waar verschillende groepen uit de samenleving samenkwamen. Hier werden lezingen gehouden, sociale bijeenkomsten georganiseerd en vonden gemeenschappelijke activiteiten plaats die de inwoners van Nijverdal samenbrachten.
Een artistieke metamorfose: Het Spoortheater
De grootste transformatie kwam toen het gebouw een culturele bestemming kreeg en werd omgevormd tot het Spoortheater. Dit was een plek waar kunst en creativiteit tot leven kwamen. Theaterliefhebbers verzamelden zich hier om voorstellingen te bekijken, muzikanten brachten hun melodieën ten gehore en kunstenaars kregen een podium om hun werk te tonen. Met deze verandering werd het gebouw een essentieel onderdeel van het culturele leven in Nijverdal, een plaats waar verhalen werden verteld en emoties gedeeld.
De laatste herontwikkeling: Van geschiedenis naar toekomst
Hoewel het theater een geliefde locatie was, bracht de tijd nieuwe ontwikkelingen met zich mee. Het terrein van het voormalige Spoortheater werd her ontwikkeld en omgevormd tot een moderne woonlocatie. In totaal verrezen 53 duurzame appartementen op de hoek van de Schoolstraat en Parallelweg, verdeeld over drie woongebouwen. Eén van deze gebouwen kreeg een gevel die bewust verwijst naar het oorspronkelijke pand, een eerbetoon aan de historie van de plek. Dit detail werd opgenomen op verzoek van de Historische Kring Hellendoorn-Nijverdal, zodat de herinnering aan het gebouw levend blijft.
De nieuwe woningen zijn ontworpen met duurzaamheid in gedachten, voorzien van moderne gemakken zoals vloerverwarming en zonnepanelen. In november 2021 ontvingen de eerste bewoners hun sleutels en begon een nieuw hoofdstuk voor deze bijzondere locatie.
Een plek die zich steeds opnieuw uitvindt
De transformatie van het Gebouw voor Christelijk Belang laat zien hoe een locatie zich kan blijven ontwikkelen, aangepast aan de tijd en de gemeenschap die er gebruik van maakt.
Van een centrum voor geloof en saamhorigheid naar een cultureel knooppunt en uiteindelijk een woonlocatie die de historische betekenis eer aandoet—dit gebouw is een tastbaar symbool van Nijverdals evolutie. Terwijl de bewoners hun nieuwe thuis vormgeven, blijft de geschiedenis van de plek voortleven in de herinneringen van de stad
Havezate Schuilenburg
Foto; Gertie Jacobs. Foto landschap november 2020 gecombineerd met de tekening van het kasteel uit 1732
Schuilenburg was een havezate op de grens van de Sallandse buurtschappen Hulsen en Eelen in de gemeente Hellendoorn. De huidige buurtschap Schuilenburg heeft zijn naam aan de voormalige havezate te danken.
In de negentiende eeuw dacht men nog dat Schuilenburg de plaats was van waaruit hertog Lotharius van Saksen in 1123 optrok om Deventer te belegeren. Inmiddels is die theorie achterhaald. Schuilenburg kreeg deze naam namelijk pas nadat de familie Van Schuilenburg eind veertiende eeuw haar intrede deed op dit huis. Daarvoor en nog geruime tijd daarna heette het huis Ter Molen. Bij het huis hoorde zowel een watermolen op de rivier de Regge als een windmolen.
Het wordt voor het eerst genoemd in 1339 als Johan van der Molen zijn huis, sael ende hoff, geheten toe der Moelen ende dat swanenflott, het windrecht en de molens van het kerspel Hellendoorn, de haven te Eelen aan Johan van Almelo verkoopt. Deze was sinds 1333 al eigenaar van de Hof te Hulsen. Vervolgens kwam het aan diens zoon Albert van Hulsen. Alberts dochter Hadewich trouwde met Sweder van der Schulenborg, afkomstig van de gelijknamige burcht bij Silvolde.
Sweder die aan de kant van de Heeckerens stond in de strijd tussen de Heeckerens en Bronckhorsten en ook in Overijssel tweedracht probeerde te zaaien, viel bovendien kooplieden uit Deventer, Kampen en Zwolle lastig. Uiteindelijk resulteerde dit in het beleg van Ter Molen dat vervolgens gesloopt werd.
Door het huwelijk van Sweders nazaat Hadewich van der Schulenborg kwam Ter Molen aan de familie Van Boetzelaer uit het hertogdom Kleef en daarna aan Van Ketteler. In de Tachtigjarige Oorlog lag er eerst een Staats garnizoen onder bevel van kapitein Pruyst op de Schuilenburg. In 1585 werd het door de Spanjaarden ingenomen totdat het in 1592 weer in Staatse handen kwam. Begin 17e eeuw nam Spinola het in, totdat hij het bij ingang van het Twaalfjarig Bestand in 1609 moest opgeven. Frederik Willem van Ketteler verkocht Schuilenburg in 1644 aan Johan II van Raesfelt tot Twickel. Na diens overlijden in 1648 kreeg zijn jongste zoon Wennemar de havezate Schuilenburg. Het huis had danig te lijden tijdens de jaren dat Bernhard van Galen Overijssel in zijn macht had. Na Wennemars kinderloos overlijden kwam het aan zijn broer Hendrik van Raesfelt tot de Ehze. Door het huwelijk van zijn dochter Agnes Sophia met Johan Zeger van Rechteren tot Rechteren in 1685 kwam het aan de Van Rechterens die het tot 1854 zouden bezitten. Het huis raakte in de achttiende eeuw in verval. In 1775 was het al bijna helemaal afgebroken.
In 1853 verkocht Willem Reinhard Adolf Karel graaf van Rechteren Limpurg de Schuilenburg op een veiling. Godfried Salomonson (1794-1867), directeur van de K.S.W. te Nijverdal, kocht de Schuilenburg (als gemachtigde) voor Thomas Wilson (Clayton, 1788 - Londen, 1867), directeur van een blekerij te Haarlem. Diens zoon Johan Waterloo Wilson (Brussel, 16 mei 1815 - 1883) liet een nieuw huis bouwen op de aanhorige gronden aan de overzijde op het erf Goos. Thomas Jr. (1840-1890), de zoon van JW, plaatste de gevelsteen met het inschrift TW-JWZ. In 1883 verkocht Thomas Jr. de havezate aan mr. Sjoerd Vening Meinesz die al eigenaar was van het nabijgelegen landgoed Eelerberg.
Schuilenburg lag aan het riviertje de Regge. Deze rivier vormde een onderdeel van de waterweg tussen Zwolle en Almelo. Bij Schuilenburg was een schutstal. Om voor voldoende water voor de watermolen te zorgen was er een stuw met schutten in de Regge aangelegd. Deze stuw zorgde voor wateroverlast voor de boeren stroomopwaarts. Bij Schuilenburg kruiste de weg van Zwolle naar Twente, de Twentseweg, de Regge. Bij de brug over de Regge bevond zich op de westelijke oever een herberg die ook Schuilenburg werd genoemd.
Van het kasteel zelf is niets bewaard gebleven. Het bouwhuis bleef tot halverwege de negentiende eeuw staan.
De bakstenen boogbrug over de binnengracht is gereconstrueerd aan de hand van een prent uit 1733.
Van de onder Schuilenburg horende boerderijen is onder andere Bouwhuis uit 1727 bewaard gebleven dat als rijksmonument beschermd
Bronnen; Wikipedia. evers, A.J en A.J. Mensema, De havezaten in Salland en hun bewoners, Alphen a/d Rijn, 1983, p.189-197. - Schutten, G.J., Varen waar geen water is. Reconstructie van een verdwenen wereld. Geschiedenis van de scheepvaart ten oosten van de IJssel van 1300 tot 1930, Hengelo, 1981, p.40-45. - Vening Meinesz, F.A., Het kasteel Schulenborg bij Hellendoorn vroeger Ter Molen geheten in: Verslagen en Mededeelingen van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis 73e stuk, 1958, Digitaal.
*******************************************************************************************************************************
Treintje Bello: Een Rit door de Tijd
In een tijd waarin de komst van de trein nog als een wonder werd beschouwd, gleed een klein stoomtreintje door het groene landschap van Twente: Treintje Bello. Zijn reis begon in 1910, en met een bescheiden snelheid van 30 km per uur verbond hij Neede en Hellendoorn. Maar Bello was meer dan slechts een vervoermiddel—hij was een symbool van vooruitgang, gemeenschapszin en nostalgie.
Een feestelijke entree
Op de dag dat Bello zijn eerste rit maakte, was de opwinding voelbaar in de lucht. De trein, versierd met takken en linten, werd feestelijk onthaald door dorpsbewoners, die zich rond de stations verzamelden. Muziek klonk, toespraken werden gehouden, en voor velen betekende dit kleine treintje de brug naar een nieuwe wereld van mogelijkheden.
Spoor van bedrijvigheid
De spoorlijn werd beheerd door de NV Lokaalspoorweg-Maatschappij Neede-Hellendoorn (NH) en speelde een essentiële rol in de economie van de regio. Textiel, landbouwproducten, steenkool—alles vond zijn weg via Bello. Drie klassen rijtuigen boden plaats aan reizigers, en naast passagierstreinen reed er dagelijks ook een goederentrein over het traject.
Toch kon Bello niet ontsnappen aan de veranderingen van de tijd. In 1935 kwam zijn spoor tot een einde, en verdween de geliefde trein langzaam uit het landschap.
Een nieuw hoofdstuk
Maar geschiedenis heeft een manier om terug te keren. In 1978, ter ere van het 900-jarig bestaan van Hellendoorn, werd Treintje Bello opnieuw tot leven gewekt—zij het in een vernieuwde vorm. Geen ronkende locomotief op rails, maar een vrolijk wegtreintje op luchtbanden!
Nu tuft Bello door de bossen van Hellendoorn en Nijverdal, een geliefde zomerattractie voor jong en oud. Met plaats voor 50 passagiers, rolstoeltoegankelijkheid, en een route langs vakantieparken en het centrum, biedt Bello een charmante en nostalgische manier om de omgeving te ontdekken.
Een levende herinnering
Treintje Bello is meer dan een stuk geschiedenis; hij is een verhaal dat steeds opnieuw geschreven wordt. Waar ooit stoomfluiten klonken, leeft de herinnering voort in elke rit die hij vandaag de dag maakt.
De elf provinciën Hellendoorn
Voordat Avonturenpark Hellendoorn uitgroeide tot het geliefde attractiepark dat het vandaag de dag is, had het een heel andere naam en opzet. In de periode van 1956 tot 1970 stond het bekend als Ontspanningsoord De Elf Provinciën. Dit was een recreatiegebied dat zijn naam ontleende aan de elf provincies die Nederland destijds kende (Flevoland werd pas in 1986 een provincie).
Het begon allemaal in 1936, toen ondernemer Jan van den Berg een theehuis genaamd Ons Ideaal opende op de Hellendoornse Berg. Om bezoekers te trekken, voegde hij speeltoestellen toe en breidde hij het theehuis uit tot een restaurant. In 1947 begon de aanleg van een doolhof, een project dat drie jaar duurde. Dit was een van de eerste grote attracties die het park een unieke uitstraling gaf.
In 1956 werd het park omgedoopt tot Ontspanningsoord De Elf Provinciën en groeide het uit tot een plek waar gezinnen konden genieten van diverse recreatieve activiteiten. Naast het doolhof kwamen er sprookjesachtige elementen bij, zoals een sprookjestuin, die bezoekers meenam in een magische wereld. Dit was een periode waarin het park zich steeds verder ontwikkelde en een breder publiek begon aan te trekken.
De jaren zeventig brachten een grote transformatie met zich mee. De tweede generatie Van den Berg trad toe tot de directie en in 1978 werd de naam opnieuw veranderd, dit keer naar Avonturenpark Hellendoorn. Dit markeerde de overgang van een ontspanningsoord naar een volwaardig attractiepark met spannende attracties zoals achtbanen en wildwaterbanen.
Wat ooit begon als een bescheiden theehuis met een paar speeltoestellen, groeide uit tot een avontuurlijk park dat generaties lang plezier heeft gebracht. De geschiedenis van De Elf Provinciën leeft voort in de fundamenten van Avonturenpark Hellendoorn, waar nog steeds een sfeer van nostalgie en avontuur hangt.
Van Banketbakkerij tot IJsfabriek: Het Verhaal van Caraco
In de vroege twintigste eeuw, in een tijd waarin economische onzekerheid het dagelijks leven bepaalde, vond in Hellendoorn een bescheiden maar visionaire bakkerij haar oorsprong. Wat begon als een eenvoudige banketbakkerij, zou later uitgroeien tot een ijsgigant die de Nederlandse smaakcultuur voorgoed veranderde.
De Eerste Stappen in IJs
In 1936 besloot de vader van Gerrit Valk, een gedreven banketbakker, zich te wagen aan een experiment: het maken van ijs. Niet als commerciële onderneming, maar uit pure passie. In die tijd was ijs een luxe die slechts weinigen zich konden permitteren. De crisisjaren hadden de samenleving hard getroffen, waardoor dergelijke verwennerijen niet voor iedereen waren weggelegd.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde alles. De economie begon zich te herstellen en daarmee groeide ook de vraag naar ijs. Dit leidde tot de opening van een bescheiden ijssalon aan de Dorpsstraat in Hellendoorn. Wat begon als een lokale traktatie, wist al snel de aandacht te trekken van hotels en andere horecagelegenheden in de regio. De ambachtelijke aanpak en de verfijnde smaak maakten het ijs geliefd, waardoor de kleine onderneming steeds meer groeide.
De Geboorte van Caraco
In 1953 introduceerde de familie Valk een vernieuwend idee: diepgevroren ijsjes op een stokje. Dit bleek een schot in de roos en zorgde ervoor dat de naamsbekendheid van het ijsmerk "De Valk" zich uitbreidde van Hellendoorn naar de rest van Nederland.
In 1964 onderging het merk een transformatie. "De Valk" werd omgedoopt tot Caraco, een naam die exotisch en zonnig klonk, geïnspireerd door de Venezolaanse stad Caracas. Het vrolijke Mexicaanse logo met de kenmerkende sombrero werd een iconisch beeld en maakte Caraco in één klap herkenbaar. Reclamecampagnes met het deuntje "Mexicaantje, oranje hoed, Caraco ijs, geweldig goed!" brachten het merk verder onder de aandacht en maakten het geliefd in heel Nederland.
Om de groeiende vraag bij te benen, opende Caraco in 1972 een ijsfabriek aan de Reggeweg. Hiermee werd een solide basis gelegd voor een toekomst waarin het merk zich verder kon ontwikkelen tot een nationaal begrip. In dat zelfde jaar is men begonnen met het produceren van Patisserie-producten zoals appeltaarten, saucijzenbroodjes, banketstaven etc. ook onder de naam Caraco.
Samenwerking en Groei
Begin jaren '80 werd een samenwerking aangegaan met Unilever, aanvankelijk gericht op distributie. Vijf jaar later nam Unilever Caraco volledig over, waardoor de productie explosief steeg. Met een jaarlijkse productie van 40 miljoen liter ijs werd Hellendoorn een belangrijke speler in de wereld van ijsbereiding.
In 1996 besloot Unilever de merknaam Caraco uit te faseren en te focussen op bekende merken zoals Ola, Hertog en Ben & Jerry's. Maar de fabriek bleef behouden en groeide uit tot de enige Europese productielocatie voor Ben & Jerry’s. Waar ooit een bescheiden familiebedrijf stond, was nu een internationaal opererende fabriek ontstaan waar ruim 180 mensen werken.
De Verbondenheid met Hellendoorn
Ondanks de internationale groei blijft Hellendoorn altijd verbonden met zijn rijke historie. Ter nagedachtenis aan Gerrit Valk werd een stichting opgericht, die het Bakkerij- en IJsmuseum beheert in het originele pand aan de Dorpsstraat. Dit museum vertelt het verhaal van de familie Valk en de evolutie van de ijsproductie in Hellendoorn, en wordt gerund door toegewijde vrijwilligers uit het dorp die ooit bij de fabriek hebben gewerkt.
Wat ooit begon als een simpele bakkerij groeide uit tot een onderneming met wereldwijde invloed. Toch blijft de ziel van vakmanschap en lokale verbondenheid springlevend in Hellendoorn, een prachtige herinnering aan het feit dat grote successen vaak ontstaan uit kleine dromen.
Het Goudzoekerspad
Het Ravijn dat goud beloofde. Toen de spoorlijn tussen Zwolle en Almelo in 1881 werd aangelegd, stond de Nijverdalseberg letterlijk in de weg. Maar waar een wil is, is een weg: honderden arbeiders gingen met schop en zweet te werk en groeven een doorgang dwars door de heuvel. Het vrijgekomen zand werd niet verspild – het vond een nieuwe bestemming als ophoging van het spoortraject naar Raalte en Wierden.
Jaren later zou blijken dat dit slechts het begin was van een bijzonder hoofdstuk. In 1901, twintig jaar na die kolossale klus, werden de ogen opnieuw gericht op het Nijverdalse landschap. De heren Emanuel Hompes en Samuel Frank dienden een verzoek in bij de provincie Overijssel: ze wilden goud winnen uit het Ravijn van Nijverdal. Tot ieders verbazing kregen ze toestemming.
Vooronderzoeken voorspelden rijkdom – goud én zilver lagen er begraven, zo werd beweerd. Met de belofte van een fortuin op zak wisten ze geldschieters te overtuigen en land van een plaatselijke boer, Rutgers, over te nemen. Ze lieten greppels graven, tot wel 12 meter diep, in de hoop het edelmetaal aan het licht te brengen.
In het begin leek het avontuur zijn vruchten af te werpen, maar een onderzoek van een Delftse hoogleraar bracht een bittere waarheid aan het licht: de aanwezige hoeveelheden goud waren te gering om commercieel winstgevend te zijn. De droom van rijkdom spatte uiteen. De arbeiders keerden teleurgesteld huiswaarts, en de machines verstomden.
Toch leeft het verhaal voort – het Goudzoekerspad slingert vandaag de dag nog altijd door het landschap, een herinnering aan het avontuur, de hoop en de vergane dromen in het hart van Nijverdal.