Nijverdal van Toen

Bij Nijverdal Objectief, een mediabedrijf o.a. gespecialiseerd in historische fotografie, draait alles om het vastleggen van de mooie momenten uit het verleden. We zijn gepassioneerd over het verzamelen en delen van foto's uit vroeger tijden van de plaats Nijverdal. Met onze collectie brengen we een deel van de rijke geschiedenis van deze bijzondere plek tot leven. Join ons en ontdek de betoverende verhalen die schuilen achter de beelden van weleer.

We hebben niet kunnen ontdekken wie deze foto's gemaakt heeft en hebben geen toestemming kunnen vragen om ze te publiceren. Indien iemand kan aantonen eigenaar te zijn van deze afbeeldingen en ons geen toestemming geeft voor deze publicatie dan zullen wij ze onmiddelijk verwijderen van onze website.

Nijverdal is in 1836 gesticht door toedoen van Thomas Ainsworth en de Nederlandsche Handel-Maatschappij, maar tot bloei gekomen dankzij de gebroeders Salomonson. Zij namen in 1852 de oorspronkelijke fabrieken over en legden de basis voor de fabrieken van Ten Cate, zoals die tot op heden in Nijverdal te vinden zijn.

Verliesgevende onderneming

Toen Ainsworth in 1841 overleed liet hij geen winstgevende onderneming na, voornamelijk doordat hij meer technicus dan zakenman was. Zijn weduwe liet het bedrijf voortzetten door bedrijfsleider Van Wijngaarden, maar deze wist het ook niet winstgevend te maken. In 1844 verkocht zij de fabrieken aan Cornelis Kuyper, een industrieel uit Zaandam. Deze overleed echter al in 1845. Zijn zoon Jacob nam de bedrijfsleiding samen met Van Wijngaarden over. Ook hen lukte het niet om blijvend winst te maken, zodat de familie Kuyper zich in 1849 genoodzaakt zag om het bedrijf stil te leggen. De arbeiders werden ontslagen en velen van hen vertrokken naar elders. Een publieke veiling van de eigendommen ging niet door wegens gebrek aan belangstelling.

Koninklijke Stoomweverij

In 1851 ging het weer wat beter met de textielindustrie en kon het fabriekscomplex wel geveild worden. Kopers waren Godfried en Hein Salomonson, fabrikanten uit Almelo. Zij lieten de oude fabrieksgebouwen afbreken en bouwden een nieuwe stoomweverij, waaraan het predicaat Koninklijk werd verleend. Voor deze Koninklijke Stoomweverij (KSW) werd een stoommachine gekocht in Amsterdam, evenals een tiental weefgetouwen in Engeland. In 1853 werd de fabriek in gebruik genomen. Al snel kon de productie worden uitgebreid en in 1854 had de fabriek al 360 getouwen. Het was toen de enige draaiende stoomweverij in Nederland.
In 1861 besloten de Salomonsons samen met M.G. van Heel in Nijverdal een stoomblekerij op te richten voor het bleken van de geweven stoffen. De deelname van de Salomonsons in deze onderneming heeft niet lang geduurd, want in 1889 openden zij een eigen blekerij die zich vanaf 1890 ook Koninklijk mocht noemen. In 1926 werd een stoomspinnerij gebouwd.

Sociaal karakter

De Salomonsons trokken wevers aan uit heel Nederland, bijvoorbeeld uit Schokland, Zeeland en de Koloniën van Weldadigheid. Zij bouwden voor hen vier blokken van zeventien woningen langs de weg Zwolle-Almelo.
Directeur G. Salomonson regelde ook diverse sociale voorzieningen voor de fabrieksarbeiders. Zo kwam er een ziekenfonds (door de arbeiders zelf betaald), een fröbelschool, een eigen muziekkorps, een coöperatieve winkel, een bibliotheek, enzovoorts. Buiten de fabriek om steunde hij in Nijverdal kerken en zelfs een vakbond bij het bouwen van een eigen onderkomen. Daarnaast waren er betere arbeidsregelingen dan bij vergelijkbare textielfabrieken elders in het land.

Fusie met Ten Cate

Ruim 1 eeuw na de oprichting fuseerde de KSW in 1957 met H. ten Cate Hzn. & Co uit Almelo. Het was de eerste grote industriële fusie van Nederland. Sindsdien richtte het bedrijf zich steeds minder op traditionele textielproducten, maar meer op industriële textieltoepassingen, kunstgras en chemische producten. De maatschappelijke betrokkenheid met Nijverdal is zo goed als verdwenen. Wel is de Koninklijke Ten Cate NV hoofdsponsor van de eredivisie voetbalclub Heracles uit Almelo.

Bron; De Koninklijke Stoomweverij - Canon van Nederland


Gebouw voor Chr. Belangen

In de jaren vijftig vond er een sociale en culturele revolutie plaats in Hellendoorn. Kees Jongejan, afkomstig van de Nijverdalse Jeugdherberg Doevenbree, begon met handenarbeidclubs voor zowel kinderen als volwassenen. Dit initiatief was zo succesvol dat in 1952 de Stichting voor Sociaal en Cultureel Werk in de Gemeente Hellendoorn werd opgericht, ook wel bekend als Stichting Hellendoorn.

De stichting groeide en kreeg een eigen ruimte in het voormalige badhuis van zwembad Duivecate, genaamd “De Duiventil”. Hoewel de stichting aanvankelijk volledig op vrijwilligers draaide, werd in 1955 de eerste betaalde medewerker aangenomen, gevolgd door een tweede medewerker 12 jaar later. De activiteiten breidden zich uit, en De Duiventil werd te klein. In 1966 vond de stichting een nieuwe locatie in het Gebouw voor Christelijke Belangen aan de Spoorstraat in Nijverdal. Na een verbouwing kreeg het pand in 1970 de naam “Ons Gebouw” en huisvestte het de succesvolle Black Bar.



Op 1 januari 1881 vond de opening plaats van de spoorlijn Zwolle-Almelo. Grootste obstakel bij de aanleg hiervan was de Nijverdalseberg. Deze werd door tientallen arbeiders afgegraven, ondersteund door een met stoom aangedreven graafmachine die de naam IJzeren Man droeg. Het zand werd gebruikt om de tracés tussen de Nijverdalseberg en Raalte en tussen Nijverdal en Wierden te kunnen ophogen. Niemand kon vermoeden dat 20 jaar later in het Nijverdalse Ravijn een heuse goudkoorts zou uitbreken.

Goudmijn

De heren Emanuel Hompes uit Den Haag en Samuel Frank uit Watergraafsmeer dienden in oktober 1901 een verzoek in bij Gedeputeerde Staten van Overijssel om goud te mogen delven bij het Ravijn van Nijverdal. De concessie voor ruim 2046 ha werd verleend. Op 12 januari 1902 lieten Burgemeester en Wethouders het besluit wereldkundig maken voor het gemeentehuis en de kerk van Hellendoorn en de kerk van Haarle. Hompes en Frank hadden ervaring met het delven van goud. Zo hadden zij in Zuid-Afrika een behoorlijk kapitaal opgebouwd met de exploitatie van een goudmijn. Uit vooronderzoek was gebleken dat een proefmonster uit het Ravijn per 500 gram erts 25 milligram goud en 125 milligram zilver bevatte. Dit betekende dat er per 1000 kilogram erts voor f. 40,- goud gewonnen kon worden,
f. 8,- meer dan bij gewone goudmijnen. Op basis hiervan kregen Hompes en Frank steun van verschillende geldschieters.


De exploitanten kochten een stuk grond van landbouwer Rutgers (Kupers Teunis) uit Hellendoorn. Ze vestigden zich tijdelijk in café De Budde, waar ook een opzichter uit Hilversum logies kreeg. Deze begon met 25 arbeiders aan de werkzaamheden. Zij legden loopgraven aan van ongeveer 12 m diepte. Uit verschillende grondlagen werden grondmonsters genomen en naar laboratoria gestuurd. Aanvankelijk leek het een succesvol verhaal.

Na verloop van tijd gelastte de landelijke overheid een onderzoek door een hoogleraar uit Delft, met als doel het waarheidsgehalte van het verhaal en het goudgehalte van de grond vast te stellen. Het duurde echter even voordat het definitieve onderzoeksrapport verscheen. In de tussentijd daalde de koorts langzamerhand. "Gek, we zijn een half jaar bezig, het lijkt wel of we in die tijd het meeste goud er uit hebben", sprak Hompes. Het Delftse onderzoek wees hele andere cijfers aan dan de voorstudie: "De monsters […] bevatten goud, maar het resultaat heeft het tevens meer dan waarschijnlijk gemaakt, dat deze hoeveelheid uit een commercieel oogpunt geen waarde heeft."
De loopgraven en sleuven werden gedicht, de arbeiders werden ontslagen en de heren Hompes en Frank vertrokken weer. Alleen een fietspad door het Ravijn, het Goudzoekerspad, herinnert nog aan deze roemruchte maanden Nijverdalse geschiedenis.

Bronnen;

Ponsteen, A.,Van Noetsele tot Nijverdal(Enschede 1973).

Twentsch Zondagsblad(4 oktober 1964).

Twentsch Volksblad(11 februari 1966).

Twentsche Courant(2 februari 1974).

Website:www.goldrushtri.nl/index.php?c=11



Tijdens de Eerste Wereldoorlog, tussen 1914 en 1918, voltrok zich een dramatische gebeurtenis die de levens van vele Belgen voorgoed zou veranderen. Circa een miljoen Belgen zochten hun toevlucht over de grens in Nederland. Deze vluchtelingen waren een bonte mix van burgers en militairen, gedreven door angst voor het oorlogsgeweld en de wreedheden van de Duitsers.

De Belgische vluchtelingen werden met open armen ontvangen in Nederlandse steden en dorpen. Een van die plekken was Nijverdal, waar het Unitas-gebouw aan de Salomonsonstraat dienst deed als toevluchtsoord. Op een bord bij de ingang stond trots geschreven: “Belgische vluchtelingen. Hulde aan de burgemeester en de hele bevolking van Hellendoorn en Nijverdal.”

In totaal werden zo’n tweehonderd Belgische vluchtelingen ondergebracht in verschillende gebouwen. Naast het Unitas-gebouw waren er nog andere locaties, zoals het huidige Löwik aan de Salomonsonstraat en het St. Josephgebouw aan de Rijssensestraat 61. Zelfs het Vischnet naast de Evangelische Kerk bood onderdak aan deze ontheemde mensen.

Onder de vluchtelingen bevonden zich niet alleen burgers, maar ook een groep Belgische militairen. Zij waren ofwel gedeserteerd of van hun legereenheid afgesneden. Deze militairen werden later geïnterneerd, maar de meesten van hen werden met mededogen behandeld.

Opmerkelijk genoeg bleef één Belg achter in Nijverdal. Wie was deze persoon? Het is een intrigerend mysterie dat tot op de dag van vandaag niet volledig is opgelost. Misschien lopen er nog steeds Nijverdallers rond met Belgische voorouders, een stille herinnering aan die turbulente tijd van oorlog en vlucht.

Met dank aan; Thom Kruiper, Gert Kozijn en CoPilot

Zwembad Duivecate

Het eerste zwembad in de gemeente Hellendoorn lag langs de Marsdijk bij Schuilenburg. Voor veel Nijverdallers en de toeristen in Nijverdal was dat veel te ver weg. De Nijverdalse VVV beijverde zich daarom voor een zwembad in de nabij- heid van het dorp. Net als bij Schuilenburg werd besloten om een oude Reggearm in te richten als zwemgelegenheid. Door de kanalisatie waren er immers diverse oude armen ontstaan. Op 21 mei 1934 werd aldus in zo'n oude rivierarm het zwembad Duivecate geopend. Bron;

https://www.canonvannederland.nl/nl/overijssel/salland/hellendoorn/zwembad-


Zwembad Het Ravijn is een belangrijk zwemcomplex in Nijverdal, gelegen in de gemeente Hellendoorn.


Laten we eens dieper ingaan op de geschiedenis en ontwikkeling van dit zwembad.


  1. Oorsprong en Opening: Na de Tweede Wereldoorlog besloot de gemeente om een volledig nieuw zwembad aan te leggen. Op9 mei 1951werd het nieuwe bad geopend door wethouderP. Molenaaren kreeg het de naamHet Ravijn. Het heldere water maakte het mogelijk om tot op de bodem te kijken. De eerste badmeesters warenA.J.M. HofhuisenA. Veld. Het zwembad voorzag niet alleen in de behoeften van de gemeente Hellendoorn, maar trok ook bezoekers uit omliggende plaatsen, waaronder jongens uit dorpen zoalsDen Ham. Op warme zomerdagen fietsten zelfs mensen uitRijssennaar Nijverdal om hier te zwemmen.
  2. Prachtige Locatie: Het nieuwe zwembad was strategisch gelegen aan de rand van het dorp, omgeven door natuur. Vanaf de hellingen van Het Ravijn, zowel aan de noord- als zuidkant, had men een schitterend uitzicht op het zwembad.

  3. Verwarmd Overdekt Bad - De Schoolslag: In1969kreeg Hellendoorn een verwarmd overdekt bad genaamdDe Schoolslag. Dit initiatief kwam voort uit de bevolking en het bad werd aangelegd in de oude openbare school. De gemeente nam de exploitatie op zich. Helaas was het bad niet kostendekkend en moest het eind jaren tachtig sluiten. Bij Het Ravijn werd in1990een extra verwarmd bad toegevoegd aan het bestaande binnenbad uit1979. Dit overdekte bad diende niet alleen voor zwemlessen, maar ook voor ouderen die graag in extra warm water zwommen.
  4. Renovatie en Nieuwbouw: Aan het begin van de21ste eeuw was het oude zwembad dringend aan renovatie toe. Tegelijkertijd verkeerde de nabijgelegen sporthal Noetsele in zo’n slechte staat dat opknappen geen optie meer was. Daarom werd besloten om een nieuw sportcomplex te bouwen met een zwembad en sporthal.                                      Opvallend was de toevoeging van een “zorgvloer”, bedoeld voor therapeutische fitness en revalidatie. Het nieuwe wedstrijdbad voldoet aan internationale accommodatie-eisen en is aangewezen als regionaal centrum voor talentontwikkeling door de landelijke zwemsportbond KNZB.

Huize Salomonson

Huize Salomonson was oorspronkelijk in de negen- tiende eeuw het badhuis voor de werknemers van Nijverdal ten Cate. Later waren het Groene Kruis en een consultatiebureau hier gevestigd en werden in het gebouw ook sportkeuringen verricht. Toen Huize Salomonson werd verkocht heeft de stichting die het gebouw beheerde de opbrengst aan de gemeente Hellendoorn geschonken. Daaraan werd de voorwaarde verbonden dat dit geld moest worden gebruikt ‘ter bevordering van de volksgezondheid van Nijverdal en omstreken’.

Dalzicht


Hotel Dalzicht is vele jarenlang de blikvanger geweest als je via de Grotestraat vanaf richting Haarle Nijverdal binnen reed. Wie heeft niet een feest gehouden in Hotel Dalzicht. Zoals de naam al doet vermoeden kon men ook overnachten op deze prachtig locatie.

In 2016 is de formule gewijzigd en nu zit er een Wereld Wok restaurant genaamd de Sallandse Berg.

                          Naatje

Naatje is een textielmonument. In 1910 werd het door de Nijverdalse bevolking aan Godfried Salomonson, een textielbaron die de KSW leidde (KoninklijkeStoomweverij). Hij leidde de textielfabriek en was een van de grootstewerkgevers in de omgeving. Aan de gulle werkgever, die zich ook bekommerdeom de toestand van de gezinnen van zijn werknemers, is in 1910 het monument Naatje geschonken door de Nijverdalse bevolking.
In 1957 zijn Ten Cate en KSW gefuseerd en kreeg toen de naam Koninklijke Nijverdal – Ten Cate nv. Nu nog is Ten Cate een van de grootste bedrijven in Nijverdal welke zich nog steeds op de textielmarkt weet neer te zetten. De eerste standplaats van Naatje was in het toentijdige park aan de Grotestraat. Na meerdere verhuizingen en restauraties is het monument sinds 1997 op de huidige plek gehuisvest, vlak bij het historische pand van KSW.


Duivecate



Duivecate is een historische locatie gelegen landgoed tussen Nijverdal en Hellendoorn. De oorsprong van deze plek gaat terug tot 1339, toen het werd genoemd in een oorkonde uit het archief van Rechteren bij de verkoop van het huis Ter Molen (later bekend als Schuilenburg) aan de heer van Almelo. Het landgoed Duivecate bevindt zich halverwege tussen de twee steden en was ooit de thuisbasis van een landhuis dat toebehoorde aan de familie Van Duren en Hagendoorn, die in Deventer woonden.

De omgeving van Duivecate wordt beschouwd als een van de mooiste plekken binnen de gemeente Hellendoorn. Temidden van de bossen leidt een pad naar het oude huis, dat ooit afbrandde en later werd vervangen door een ander gebouw. Bezoekers worden betoverd door de weelderige omgeving, met oude lanen die dichtbij het voormalige huis liggen.

Het is een waar genot om hier te wandelen, omringd door het groen en langs de oevers van de Regge. Vooral in de herfst, wanneer de zonnestralen door het beukenloof schijnen en de hoge bomen hun takken breed laten hangen, biedt Duivecate prachtige bosgezichten. De kronkelende paden die omhoog en omlaag slingeren, maken deze vredige omgeving tot een geliefd wandelparadijs en een van de mooiste plekjes in Hellendoorn.

Bij Duivecate glinstert het “Gagelmans Vennegien” voor je, terwijl rode pannendaken tussen de bomen door piepen. Het panorama van de huizenblokken van Nijverdal en de geur van het bos vormen een passende omlijsting. Maar waarom zou ik nog langer vertellen over iets dat je waarschijnlijk al goed kent: de betoverende omgeving van Duivecate?

Veel steden en dorpen zouden jaloers zijn op het rijke bosbezit van Duivecate, dat zich uitstrekt over de Sallandse Heuvelrug, langs de Hellendoornse Berg en de Eelerberg, tot aan de oude Twentseweg en de grenzen met Luttenberg.

Duivecate was geen adellijk landgoed omringd door grachten of een versterkte burcht met torens. Het was eerder een prachtig landelijk buitenhuis, ooit ontstaan uit het eeuwenoude “duvelscotte”, zoals het al in 1339 werd genoemd in de bekende oorkonde uit het archief van Rechteren. Hoewel Duivecate nooit een havezate was, heeft het een rijke geschiedenis. In de jaren 1357-1365 zien we Goswinus de Duven als leenman van Johan van der Eze, heer van Almelo en Ter Molen.

De naam Duvecate wordt vermoedelijk geassocieerd met een van de eerste bewoners. Vaak droegen bewoners in vroeger tijden dezelfde naam als het huis of boerenerf waarop ze woonden. Sinds 1618 wordt er regelmatig gesproken over Duivecate. In 1634 kwam het erf in handen van het beroemde burgemeestersgeslacht Van Duren uit Deventer. Meerdere leden van deze familie zijn vereeuwigd door de beroemde kunstschilder Gerard ter Bosch.

Men beweert dat Duivecate in 1636 werd gesticht als “buiten” of landhuis, toen veel families uit de steden zich daar vestigden vanwege de heersende pest en besmettelijke ziekten. Vooral in Deventer was de pest in 1636 wijdverspreid. Het is begrijpelijk dat deze prachtige plek in de 18e eeuw al zo geliefd was.

In de 18e eeuw was het gebruikelijk om landgoederen en eigendommen te vernoemen naar hun eigenaren. Zo ook bij Duivecate, dat toen bekend stond als het “Van Durenspijker”. Laten we eens dieper ingaan op de geschiedenis van deze bijzondere plek.

Een dochter van Adriaan van Duren en Geerttruid Engelen, genaamd Margaretha Sophia, trad op 27 september 1706 in het huwelijk met Joost Hagendoorn. In 1744 komt Joost Hagendoorn nog steeds voor als de bewoner van Duivecate.

De laatste eigenaar van Duivecate was Joan Damiaan Van Duren, die op 15 januari 1838 op ruim 89-jarige leeftijd overleed op het landgoed. Eén van zijn dochters trouwde in Hellendoorn met G.L. van Wijck, terwijl de andere dochter stilzwijgend op Duivecate bleef wonen.

Deze laatste dochter was Sophia van Duren, beter bekend als “Doeskotter Fije”. In 1863 werd zij onder mysterieuze omstandigheden vermoord, wat een romantisch verhaal vormt dat eerder al eens is beschreven. Een uitgebreid dossier met onderzoeksmateriaal over deze moord op de laatste roemruchte bewoonster van het oude landhuis bevindt zich in het gemeentearchief van Hellendoorn te Nijverdal.

Vanaf 1863 woonde de bekende Dr. W.A. te Wechel op Duivecate. Na zijn overlijden ging het landgoed over in eigendom van de familie Moquette. Het oorspronkelijke Duivecate was meerdere keren verbouwd en waarschijnlijk werden daarbij oude stenen van de Huizen Rhaan en Schuilenburg hergebruikt. In 1931 brandde het charmante landhuis af en werd het vervangen door een moderner gebouw. Het tuinkoepeltje bestaat echter nog steeds.

Bronnen:

  • Tekst:AI Bronnen;  Biblioplaza en Kastelen, havezaten en landhuizen in Overijssel in oude ansichten / A.I.J.M Schellart, 1974
  • Foto’s 1, 3 en 4: Biblioplaza
  • Foto 2: Kastelen, havezaten en landhuizen in Overijssel in oude ansichten / A.I.J.M Schellart, 1974


Autoweg

De Nijverdalse Bergweg, die ook bekend staat als de Toeristenweg, werd op 17 april 1929 officieel geopend als de Autoweg Nijverdal-Holten. De drijvende kracht achter de aanleg van deze weg was de Hellendoornse gemeentearchitect Boontjes. Al snel ontstond er echter een storm van protest tegen de bouw van villa’s langs deze weg, vooral aan de Holtense zijde.


Oorspronkelijk was de nieuwe autoweg een onverharde zandweg. Bij drukte en droog weer veroorzaakte het verkeer constant stofwolken. Bij langdurige regenval veranderde de weg in een modderpoel met diepe sporen. Het was dan ook begrijpelijk dat er inspanningen werden geleverd om de weg te verharden. Pas in 1963 werd dit doel bereikt, toen de vrouw van de Commissaris der Koningin,M.A.Th. de van der Schueren-Helmich, de nieuwe verharde recreatieweg officieel opende.

De Toeristenweg kwam vanaf de jaren zeventig onder druk te staan door de sterke groei van het toerisme. Op zonnige dagen of tijdens de bloei van de heide ontstonden soms files op de weg. Dit had negatieve gevolgen voor de natuur, waarbij het korhoen een zeldzame en bedreigde soort werd.


Tegelijkertijd veranderde de perceptie van auto’s in natuurgebieden. Er werden maatregelen genomen, zoals het instellen van een maximumsnelheid en het weren van vracht- en woon-werkverkeer, om de weg voornamelijk te gebruiken voor recreatiedoeleinden. Er waren zelfs voorstellen om de hele weg af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer, maar protesten en handtekeningenacties, vooral door ouderen, hebben dit voorkomen.

In de afgelopen decennia is het denken over natuurgebieden sterk veranderd. De hele Sallandse Heuvelrug werd een ecologische verbindingszone, waarbij de nadruk op natuurbehoud kwam te liggen. Het toerisme werd ondergeschikt gemaakt aan dit doel. Het zuidelijke deel van de heuvelrug werd zelfs uitgeroepen tot een nationaal park. Tegenwoordig is de Toeristenweg alleen overdag toegankelijk. A.I. Nijverdal Objectief


Rooie Henkie


Rooie Henkie (Henk Sasbrink) is geboren aan de Almeloseweg op de Twilhaar in het bekende, tegenwoordig verdwenen huisje. Henk is getrouwd geweest en had een dochter. Hij was de enige zoon van Eibert Sasbrink en Siene Kolthof. Door zijn levenswandel hebben zijn ouders met hem gebroken. 
Men zegt dat hij als enig kind erg verwend werd. Hij mocht alles en kreeg ook alles. In de jaren zestig zat hij in het bestuur van de supportersclub voor motorcoureur Ton Kooyman. Op zijn motor bracht Henk de blaadjes rond. Hij was wild en onbesuisd. Hij kwam in die dagen ook veel op Nijverdal, onder andere bij bakker Mulder.
Nadat zijn ouders weg waren bewoonde Henk het huis van zijn ouders alleen. Later trok Willie Roelofs bij hem in, die Stille Willie werd genoemd. Beiden hielden wel van een borrel. 
Willie was hartelijk, vooral tegen mensen die iets ‘in de natuur’ deden. Zo bood hij iemand spontaan een (niet-passende) bodywarmer aan, die zou hij goed kunnen gebruiken bij zijn bezigheden in de bossen..
Het waren, zo werd mij verteld, ‘best aardige kerels’, met wat teveel liefde voor de fles. Ze mochten iedereen die veel in de natuur verbleef.
In het huis werd in drugs gehandeld, al zei Henk dat hij dat niet zelf deed. Het was een doorn in het oog van sommige lokale politici, maar eigenlijk had niemand er last van. 
Rooie Henkie had een keer bij zijn huis een fossiel gevonden in de vorm van een paddenstoel. Helaas is deze verloren gegaan bij het ontruimen van het huis.
Op later leeftijd woonde Henk in Almelo, of beter gezegd, hij was daar opgenomen. Zijn liefde voor de natuur droeg hij ook daar uit. Tekst; Dinand Webbink

 


Nijverdal dankt zijn ontstaan en bestaan voornamelijk aan de textielindustrie tot na 1950. Duizenden Nijverdallers vonden werk bij de Koninklijke Stoomweverij en de Nederlandse Stoom Blekerij. Deze bedrijven vormden de industriële ruggengraat van Nijverdal. Opmerkelijk genoeg werd zelfs beweerd dat de eigenaren van beide textielfabrieken de vestiging van andere industrieën tegenhielden uit angst voor een tekort aan personeel. Geleidelijk ontstonden er echter wel kleinere bedrijven, waaronder de machinefabriek Bosch, Bendien-Smits en Froonacker. Bendien Smits is ontstaan door een samenvoeging van de twee bedrijven in 1969. Het moederbedrijf bedrijf Smits & Co stond in Almelo. Smits is in Nijverdal is gestart in 1955, o.l.v. bedrijfs chef Dannenberg uit Rijssen. Hier werden colberts en de eerste jaren ook overhemden gemaakt. Na een paar jaar werden de overhemden overgedragen naar het confectie atelier Smits & Co in Enter, waar ook de broeken werden gemaakt. In Januari 1969 werd er gefuseerd met het confectie bedrijf Bendien in Almelo, en kreeg het de nieuwe naam Bendien Smits. 

Achteruitgang van de Textielindustrie 

Na een korte bloeiperiode na de Tweede Wereldoorlog raakte de Nederlandse textielindustrie in zwaar weer. Tussen circa 1960 en 1980 sloten de meeste fabrieken in Twente hun deuren, omdat de productie van textielproducten grotendeels werd verplaatst naar lagelonenlanden in Azië. Ook Nijverdal Ten Cate, ontstaan in 1957 door een fusie tussen KSW (Nijverdal) en Ten Cate (Almelo), ondervond in de jaren zestig de gevolgen van de textielcrisis. Gedwongen ontslagen waren het gevolg. In die periode besloot de gemeente Hellendoorn een eigen industrieterrein aan te leggen om nieuwe bedrijven aan te trekken en bestaande bedrijven in het dorp uitbreidingsmogelijkheden te bieden.

Grenswijziging Op 1 juli 1955 vond een grenswijziging plaats tussen de gemeenten Hellendoorn en Wierden. Plotseling behoorden tweeduizend inwoners van Wierden tot Nijverdal, evenals een deel van het grondgebied van die gemeente. De Nederlandse Stoom Blekerij, de Brakenbelt, landgoed de Eversberg en de woonwijk Lange Jan langs de Rijssensestraat vielen binnen de gemeentegrenzen van Hellendoorn. Op het nieuwe grondgebied aan de oostzijde van de Regge ontstond het industrieterrein 't Lochter. De gebroeders Harmeling openden op 2 juli 1966 officieel de eerste bedrijfshal op dit terrein. Ook Van Keulen Interieurbouw, een van de grootste werkgevers in de gemeente Hellendoorn, is prominent aanwezig op 't Lochter met zo’n 550 werknemers en bijna 10 hectare bedrijfsterrein. Op 13 februari 1970 werd het bedrijf aan de Lochtersweg geopend. De vestiging van nieuwe industrieën verliep moeizaam, vooral vanwege het gebrek aan technisch geschoolde arbeiders.

Burgemeester H. Boersingel Aanvankelijk verliep de ontsluiting van het nieuwe industrieterrein via de Boomcateweg in Nijverdal. Toen het verkeer toenam—zowel vrachtwagens als personenauto’s—bleek de weg niet berekend op deze belasting. In 1990 kwam een goed alternatief tot stand met de aanleg van de Burgemeester H. Boersingel, een drie kilometer lange ontsluitingsweg aan de zuidoostkant van 't Lochter. Alleen personenauto’s en kleine busjes konden nog gebruikmaken van de toegangsweg via de Boomcateweg. Met de Burgemeester H. Boersingel werd ook de in 1955 verlegde gemeentegrens bereikt. Verdere uitbreiding volgde later. Bron; canonvannederland.nl CoPilot, Betsy Mulhof


Het Verhaal van Van Keulen Interieurbouw: Een Erfenis van Ambacht en Groei


In het hart van Nijverdal, een pittoresk dorp in Nederland, begon het verhaal van Van Keulen Interieurbouw. Het was 1944, een tijd van oorlog en onzekerheid. Op die noodlottige dag, 22 maart, werd het huis van Lammert van Keulen en zijn vrouw getroffen door een bombardement. Hun thuis, hun veilige haven, werd met de grond gelijkgemaakt. Maar uit de as van verwoesting ontstond een nieuw begin. Lammert en zijn vrouw besloten na de oorlog te verhuizen naar het Zwarte Weggetje, dat later omgedoopt zou worden tot de Groen van Prinstererstraat. Hier begon een nieuw hoofdstuk in hun leven. Lammert, een timmerman en meubelmaker, bouwde een werkplaats achter hun nieuwe woonhuis. De eigen tuin moest plaatsmaken voor deze nieuwe start, maar Lammert kocht het achterste deel van de tuin van de familie Poorterman en het achterste deel van de tuin van de familie Bosch. Op een oude foto is het deel in de tuin van de familie Poorterman nog zichtbaar. Maar de werkplaats groeide snel, en eind jaren zestig was deze al te klein geworden. Er werd grond gekocht aan de Lochtersweg, waar eerst het linkerdeel van een nieuwe werkplaats werd gebouwd, gevolgd door het rechterdeel in twee fasen. De omgeving van Van Keulen Interieurbouw was levendig. Naast hun werkplaats bevond zich de hal van Praas transportbedrijf, terwijl Gebr. Ter Haar Bakkerijmachines en Autospuiterij Waanders achter hen lagen. Het stuk weiland naast hen werd verkocht aan Caravanbedrijf Veltink. In 1973 verhuisde Van Keulen Interieurbouw naar de uiterste hoek van het industrieterrein, waar ze aan de Van den Bergsweg op nummer 23 een nieuwe hal bouwden. Van Keulen Mobielbouw bleef aan de Lochtersweg en bouwde in 1976 zelfs een tweede hal op nummer 21. Het pand aan de Groen van Prinstererstraat werd verkocht aan Löwik Antiek, dat het later weer doorverkocht aan Ben Middelkamp. De Lochtersweg vond een nieuwe eigenaar in Viplex. Maar Van Keulen Interieurbouw groeide gestaag door. Sinds 1987 breidde het bedrijf jaar na jaar uit. Het verhaal van Van Keulen Interieurbouw is een verhaal van voortdurende groei. Het begon bescheiden in 1944, maar Lammert van Keulen en zijn team werkten hard. Ze begonnen met het maken van stelen voor hamers en bijlen, maar al snel volgde de productie van kinderboxen. Van winkelbetimmering tot interieurbouw, Van Keulen bouwde een reputatie op. In de jaren vijftig werden ze benaderd door Schuitema, eigenaar van de Centra-supermarkten, om kruidenierswinkels te betimmeren. Deze samenwerking leidde tot een lange zakelijke relatie. De opkomst van supermarkten in de jaren zestig zorgde voor een extra groeispurt. Van Keulen bleef verbreden en verdiepen. Naast winkelinterieurs bouwden ze stacaravans en oerdegelijke vogelkooien. In 1980 volgde de eerste overname, en Van Keulen Interieurbouw bleef groeien. Metaalconstructie, metaalplaatbewerking en poeder coaten werden toegevoegd aan hun faciliteiten. En zo gaat het verhaal van Van Keulen Interieurbouw verder, gedreven door vakmanschap, ambitie en een onstuitbare drang naar groei. Een erfenis die begon in een verwoest huis, maar uitgroeide tot een bloeiend bedrijf dat de tand des tijds heeft doorstaan.  

Nijverdal van Toen